Toren en klok

In het Museum Klok&Peel te Asten staat het oude torenuurwerk (staande spillengang) met een slagwerk uit de Grote Kerk. Het is gedateerd tussen 1550 en 1650.

Rond 1800 maakte Nederland deel uit van het Franse Rijk. Kerktorens hadden in die tijd een strategische betekenis als uitkijkpost en voor de communicatie (torenklok, semafoor). Keizer Napoleon bepaalde dat de torens eigendom werden van de burgelijke overheid. Vandaag de dag is het kerkgebouw eigendom van de SOHK en de toren van de gemeente Edam-Volendam.

Nou ja, toren, een dakruiter met een fraai opengewerkte achtkantige peervormige spits vormt het luchtige alternatief voor een toren. Het kruisingstorentje gaat door voor het oudste exemplaar in ons land.

In de klokkenstoel hangt een klok uit 1511, het jaar dat koor en dwarsschip werden voltooid. Geert van Wou heeft hem gegoten. De klok heeft een diameter van 115 cm en de slagtoon is: f¹. Het opschrift luidt: 'ihesus maria iohannes gerhardus de wou me fecit anno domini m ccccc en xi'.

De klok kan met de hand geluid worden

maar is ook verbonden met een mechanisch uurwerk van Eijsbouts, voorzien van elektrische opwinding. Om verder bij de tijd te blijven zit boven de westelijke ingang een houten zonnewijzer in houten omlijsting.

In 2016 herplaatste aannemersbedrijf Pronk uit Warmenhuizen de wijzerplaten op de vieringtoren van de kerk van Oosthuizen. Daarbij ontdekte men dat drie van de acht beugels van de open beugelkroon van de vieringtoren verrot waren.

De vieringtoren met een open beugelkroon van Oosthuizen wordt gezien als de oudste vieringtoren van Holland. Vermoedelijk is ze gebouwd omstreeks 1511. Daarmee refereert ze qua vormgeving aan de gotische peerspits. Deze vorm, de open beugelkroon, was een vorm die vooral in Holland tot ontwikkeling zou komen. Een hele reeks van deze torentjes, waarvan de ontwikkeling doorliep tot de vroege zeventiende eeuw, kennen we nog steeds in Noord-Holland. Zij borduren voort op de vieringtorens van de Bavo te Haarlem (1520), de Oosterkerk in Hoorn en de Grote kerk in Alkmaar.

Het opengewerkte torentje is met lood bekleed en eindigt in een opengewerkte peer. Binnen de dakhoeken bevinden zich de vier wijzerplaten. Doordat drie van de acht beugels van de opengewerkte peer verrot bleken te zijn kwam de samenhang van de spits in gevaar. De overige beugels waren enigszins getordeerd. Daarop werd besloten werd om alle acht beugels te vernieuwen in eikenhout. Na het vernieuwen van de beugels en de vloer waarop de beugels waren bevestigd werd alles opnieuw in lood gevat. Het gevaar dat het looizuur uit het eikenhout opnieuw de loden afdekking zou aantasten werd voorkomen door het aanbrengen van een dampopen spinvliesfolie over het nieuwe eikenhout. De achtkante opbouw onder dit niveau bleek nog van voldoende kwaliteit en is onaangetast gebleven. Bestudering van de onderliggende eiken constructie leert dat de toren in de loop der eeuwen vaker is verzakt en met min of meer gelukkige hulpmiddelen in stand is gehouden. Samen met de omringende eikenhouten kerkkap vormt dit een uiterst waardevol bouwhistorisch geheel. De leien onder de beugelvloer zijn in 2015 vernieuwd. De ijzeren ornamenten tussen de beugels zijn behandeld en opnieuw aangebracht. De totale kosten van de restauratie bedroegen 53.000.